Constituties hoofdstuk 2 geloften

2.7
Het evangelisch geroepen worden
is voortdurend verder geroepen worden.
Door de doop werden wij opgenomen in het paasgeheim van Christus;
Zijn sterven en verrijzen.
Ingaand op deze roeping van gedoopte,
groeit het verlangen naar een inniger verbond met God.
In onze religieuze professie kiezen wij
voor een duurzame levensvorm om Christus
van meer nabij te volgen.

2.8
De verbondenheid van Jezus Christus met Zijn Vader
was de grondslag van
Zijn bevrijdende aanwezigheid onder mensen.
Hij vond zijn kracht niet in bezit, seksualiteit en macht.
In onze openbare geloften van
armoede, maagdelijkheid en gehoorzaamheid
drukken wij uit dat wij Hem op deze weg willen volgen.

2.9
We laten ons voortdurend boeien
door Jezus van Nazareth,
die zozeer mens is geworden,
dat hij verbondenheid met mensen beleefde,
uitnodigde, niet dwong,
de waarheid niet verbloemde,
vergeving schonk,
barmhartig was,
in één woord liefde werd.
 
2.10
Leven in Zijn Geest betekent:
geloven in het verbond van God met de mensen.

2.11
Ons religieus leven wordt gedragen
door de trouw die we beloven,
de trouw die we beleven
en de trouw die we ondervinden.

2.12
Gaandeweg ontdekken wij dat leven in geloften
niet alleen een opgave is,
maar evenzeer een gave, die heil brengt.

2.13
Wij spreken onze geloften uit
in een gemeenschap, de Congregatie,
die wij aanvaarden
en die ons aanvaardt.
geloften.jpg