Ontstaan van het kloosterleven en ontstaan van de congregatie
![]() |
Overal ter wereld vinden we mensen die geraakt zijn door God. Om zich te wijden aan het ontdekken en beleven van de diepste gronden van het bestaan, kiezen zij voor een leven van inkeer en stilte. In de christelijke traditie heeft deze beschouwende levenswijze een bijzondere vorm gekregen in het kloosterleven, dat bijna zo oud is als het christendom zelf. Al vanaf de eerste eeuwen voelen mannen en vrouwen zich aangetrokken tot een leven als 'godzoeker' in een gemeenschap van gelijkgezinden. Een religieuze congregatie wordt niet op één ogenblik in de geschiedenis gesticht, zij wordt voortdurend gesticht want niet de constituties zijn de congregatie met de huizen en de werkkringen, wij zelf, de leden, die leven vanuit de oorspronkelijke geest van de stichter, zijn de congregatie. Een van de kenmerken van de Congregatie Zusters van Liefde is dat de zusters consequent naar buiten gericht zijn, buiten de beslotenheid van een klooster, of beter; van buiten af bewogen worden. Daarbij is de Franse priester Vincent Depaul, Sint Vincentius, het grote voorbeeld. Door de jaren heen hebben de zusters van de congregatie zich ingezet in het maatschappelijk werk, het onderwijs, de gezondheidszorg, zowel in Nederland als in ontwikkelingslanden. Met een oude term werd dit alles aangeduid met het woord "Liefdewerken". |
De eerste zuster
Mieke de Bref, afkomstig uit Boxtel, werd de eerste zuster van de congregatie en kreeg de naam: zuster Vincentia.
Zij startte op 19 november 1836 met het geven van godsdienstonderwijs en werklessen aan Schijndelse meisjes, als aanvulling op het toenmalige (zeer beperkte) openbaar onderwijs in Schijndel.
Lees verder ►
Ontwikkeling van de Congregatie
De eerste zuster van de congregatie werd snel gevolgd door postulanten (meisjes die zuster wilden worden), die vervolgens als zusters de omvang van de congregatie deden toenemen en uiteraard de ook de "werk"kracht.
Lees verder ►