Uit het kloosterarchief van onze zusters [1]
De situatie rond 1800
![]() |
In het prille begin van de 19e eeuw is er hier ter plaatse nog volop strijd tussen de 3047 katholieken en de 32 protestanten over de teruggave van de Servatiuskerk. Sinds 1648 is die immers in handen van enkele protestante families en de vele katholieken hebben zich al die tijd moeten behelpen met eigen gebouwde schuil- of schuurkerken en een pastorie voor hun pastoor. De grote kerk blijkt gebrekkig te zijn onderhouden en de katholieke bevolking ijvert vurig voor een stevige opknapbeurt, alvorens de Servatiuskerk weer terug te nemen. Inmiddels wordt in 1810 een kleiner kerkje opgeleverd ten behoeve van de hervormde gemeente, het ons bekende Hervormd Kerkje aan de Hoofdstraat, voorheen ‘bloemenkerkje’ en nu architectenbureau. Het aangebrachte jaartal 1808 op de voorgevel blijkt bij nader inzien, volgens authentieke archiefgegevens, een kleine vergissing te zijn van de dienstdoende schilder…het had 1810 moeten zijn! Op 23 juli krijgt de overdracht van de Servatiuskerk zijn beslag. | ![]() |
Vrij kort na die datum wordt het hoofdaltaar en andere attributen en ornamenten vanuit de toenmalige schuurkerk overgebracht naar de eeuwenoude parochiekerk. Die heeft in die tijd nog zijn middeleeuwse kruisvorm. Pas in 1839/1840 is de huidige bouw tot stand gekomen. De teruggave van de kerk geschiedt onder het pastoraat van de bekende pastoor Antonius van Alphen, waaraan voor enige tijd de brasserie Van Alphen ons nog herinnerde. Deze sterft echter op 1 mei 1831 en wordt vrij snel daarop opgevolgd door pastoor Antonius van Erp en in diens brein groeit het idee van de stichting van een congregatie van vrouwelijke religieuzen, die zich in eerste instantie zullen gaan toeleggen op onderwijs en ziekenverpleging.
Alle begin is moeilijk
Het politieke klimaat onder koning Willem I is niet van dien aard dat een dergelijke stichting heel eenvoudig is. Integendeel! Voor beschouwende orden met hun slotkloosters zijn de problemen minder groot. Het is voor de parochieherders in die dagen, die graag zusters willen hebben voor de opvoeding van de vrouwelijke jeugd en de verpleging van zieken en ouden van dagen, manoeuvreren tussen de regeltjes en wetten van die dagen door en de realisering van die plannen vereist de nodige diplomatie, doorzettingsvermogen en creativiteit. | ![]() |
![]() |
Gelukkig heeft de bekende monseigneur Johannes Zwijsen, pastoor op het Heike te Tilburg, al de nodige praktijkervaring. In 1832 is hij nl. overgegaan tot een kloosterstichting, heden ten dage nog bekend als de Zusters van Liefde aan de Oude Dijk te Tilburg. Beide pastoors hebben regelmatig contact en inspireren elkaar als het ware. Pastoor van Erp is vanuit Boxtel te Schijndel benoemd en vanuit zijn pastoraat kent hij een van de Boxtelse parochianen van naderbij nl. een zekere Mieke de Bref, die hem al eens heeft toevertrouwd dat ze graag in het klooster zou willen treden. |
Antonius van Erp gaat nog eens met haar praten en legt zijn ideeën over de aanstaande stichting van een klooster in Schijndel op tafel. Een probleem voor Mieke is de ziekte van haar oom Martinus, die ze dag in dag uit verzorgt. In het bekende gedenkboek van onze zusters [uitgave 1926] wordt gesproken over de zieke vader van Mieke, maar dit blijkt onjuist, want die is al in 1827 overleden! Haar op voortdurende verpleging aangewezen oom kan ze niet onverzorgd achterlaten. Pastoor van Erp zoekt een geschikt verzorgingsadres en beiden komen op een dag per huifkar naar Schijndel. Mieke de Bref, stammend uit een Luikse familie, zal na een periode van degelijke voorbereiding, de eerste zuster van Schijndel worden! Terecht dat men vanuit het moederhuis er destijds op aangedrongen heeft aan haar een straatnaam te wijden.
Opleiding en vorming in Tilburg
De pas gestichte zustercongregatie te Tilburg is de plek bij uitstek om de eerste Schijndelse liefdezuster een gedegen opleiding te laten geven. Zusters voorbereiden op het kloosterleven vraagt om een zorgvuldig vormingsproces. In Tilburg is een zekere zuster Michaël Leijsen de novicenmeesteres, degene dus die de opleiding verzorgt voor de jonge meisjes, die aspiraties hebben kloosterling te worden en nog geen geloften hebben afgelegd. Na enige maanden krijgt Mieke de Bref, die Vincentia als kloosternaam heeft gekozen, gezelschap van zuster Rosalia de Leijer, afkomstig uit Sint Oedenrode. Op 31 oktober 1836 keren beide zusters uit de wolstad terug richting Schijndel. | ![]() |
Als een lopend vuurtje waart het gerucht door het dorp, dat de eerste zusters gearriveerd zijn. Nieuwsgierigen gaan in de Servatiuskerk kijken, waar ze de beide kloosterlingen aantreffen, neergeknield voor het hoofdaltaar en gekleed in een eenvoudig maar wel stemmig kloostergewaad. Ze bidden er om Gods rijke zegen over het werk dat ze zullen beginnen in dienst van de Schijndelse samenleving.