Uit het kloosterarchief van onze zusters [3]
Zuster Vincentia de Bref overleden
![]() |
Een uiterst zware beproeving voor de beginnende congregatie is vast en zeker geweest het overlijden van diverse jonge zusters, waaronder op 21 april 1845 haar eerste zuster en sinds 2 oktober 1840 tevens eerste algemene overste zuster Vincenta de Bref. Uit de overlijdensakte blijkt dat voor de ambtenaar van de burgerlijke stand zijn verschenen de 35-jarige leerlooier Andries Verkuijlen, en de 53-jarige dagloner Hendrikus van Doremalen, naburen van de overledene. Zij verklaren dat is overleden om 13.00 uur Maria de Bref, ongehuwd en van beroep geestelijke zuster in de leeftijd van 32 jaren. Een persoonlijke condoleancebrief van de apostolisch vicaris van ’s-Hertogenbosch aan pastoor Van Erp onderstreept overduidelijk hoe de kerkelijke overheid meeleefde. Over het graf van zuster Mieke de Bref bestaat nog steeds de nodige onduidelijkheid. Op 1 juni 1843 heeft stichter Antonius van Erp permissie gevraagd voor het aanleggen van een kloosterkerkhof. |
Een week later ontvangt hij de goedkeuring en tevens de machtiging het kerkhof in te zegenen. Dat gebeurt op 4 juli 1843. De eerste algemene overste is vrijwel zeker op de pas aangelegde begraafplaats ter aarde besteld, maar men weet tot op de dag van vandaag niet waar het graf precies gelegen heeft. Een oude foto laat drie kruisen zien, waarvan men vermoedt dat een van die kruisen dat van het graf van zuster Vincentia geweest zal zijn. Op 25 april 1874 krijgt zuster Emmanuël de Gier, sinds 14 juli 1862 de derde algemene overste, verlof voor de aanleg van een nieuw kloosterkerkhof kadastraal bekend onder D 2715. De cruciale vraag is of met het in orde brengen van dit nieuwe kerkhof het oude geheel is verdwenen en of de toen reeds overleden zusters [40 in getal] zijn herbegraven. | ![]() |
Twijfel is er ook gerezen ten aanzien van de bewering ….zijn die zusters herbegraven in één centraal graf of kreeg iedere zuster toch een eigen graf? Het is blijkbaar niet meer te achterhalen. Men heeft het een en ander kunnen reconstrueren tot het jaartal 1906, maar van de 102 overleden zusters [40 vóór 1874 en 62 tussen 1874-1906] kan men de juiste plaats niet meer achterhalen. De kronieken besluiten echter met de volgende zinsnede….”Moge het graf van Zuster Vincentia er dan niet meer zijn, wij zullen haar leven en werken gedenken in grote dankbaarheid”.
Het wapen van de congregatie
![]() |
Wie door de Pastoor van Erpstraat fietst kan het onmogelijk ontgaan dat boven de hoofdingang van het klooster, in het geel-blauwe mozaïek, naast de naam ‘St. Jozefklooster’ nog een spreuk te vinden is namelijk Ora et Labora ofwel Bidt en Werkt’. Iedereen begrijpt meteen wat daarmee wordt bedoeld. De Zusters van Liefde combineren al 170 jaren lang het bidden en werken. Het is voor hen de basis van hun religieuze bestaan. Dat is ook altijd het ideaal geweest van pastoor Van Erp. Enerzijds het geestelijk leven, het bidden, mediteren en in gemeenschappelijke vieringen samenkomen en zich verbonden voelen met elkaar, het elkaar inspireren en motiveren. |
Anderzijds zien we het actief op zoek gaan, in binnen- en buitenland, naar de werkelijke noden van de mensen en de uitdrukkelijke zorg voor allerlei basale voorzieningen op het gebied van onderwijs, ziekenverpleging, bejaardenzorg en andere liefdewerken, het intensieve werk van alledag. Schijndel heeft al 170 jaren lang mogen genieten van hun belangeloze inzet en er is ontegenzeglijk verrassend veel opbouwwerk verricht in die periode. Interessant is dat de levensvisie van de zusters heel compact in hun congregatiewapen is terug te vinden en ook in de regelgeving. Het wapen is vooral symbolisch van aard en de regelgeving is de praktijk van het kloosterleven op papier, een leidraad voor iedereen die zich sinds 1836 bij de kloostergemeenschap heeft aangesloten.
In het kader van deze artikelenserie is het misschien toch interessant eens wat dieper op de symboliek en de betekenis van het wapen in te gaan, ook al biedt de krant niet de mogelijkheid het in kleurendruk op te nemen. Voordat het huidige wapen in gebruik genomen werd kende men lange tijd een algemeen vignet met de bekende tekst. Later zijn er nog meerdere modellen ontwikkeld, waarbij zelfs door een zekere Dr.C.F.X. Smits een ander tekstvoorstel is gedaan nl. ‘in labore requies’= rust na arbeid. Rond 1900 is het een zekere pater Luijkx die een poging onderneemt en met een nieuw ontwerp komt. Tenslotte buigt zuster Carmela zich in 1936, het jaar van het eeuwfeest, over een passend ontwerp en dat is uiteindelijk in gebruik gebleven tot op heden. Het congregatiewapen zoals we het nu kennen is in vieren verdeeld, terwijl in het midden een hartschild is aangebracht met de beeltenis van de patrones, de Moeder van Goede Bijstand. Het wierookvat verwijst naar een leven van gebed, wat men van iedere zuster vraagt, om zodoende steeds dichter bij God te komen. In het wapen in kleur is dit wierookvat in goud afgebeeld op een rood veld. Beide kleuren, zowel het goud als het rood, zijn weer de symbolen van de liefde, waaruit het gebed en de liefdewerken moeten voortkomen. Daarnaast is het regelboek afgebeeld op een rood veld, indachtig de bijbelse uitspraak ‘Zo gij mij lief hebt, onderhoud mijn geboden’. Het bovenste horizontale blauwe veld draagt twee gouden bijen die zich richten naar de waterlelie op het onderste groene veld. Dit symboliseert dat de zusters als ‘bezige bijen’ hun ijver, in de geest van geloof, moeten richten op de naastenliefde, hopende op Gods almachtige bijstand. Geloof, hoop en liefde als basis van alles. Het geheel wordt bekroond door een ganzebloem als zinnebeeld der gehoorzaamheid. In het randschrift staat: “Congregatie der Zusters van Liefde te Schijndel opgericht in 1836”.
In het voetspoor van Vincentius à Paulo
Bij veel kloosterstichtingen van rond 1830 zijn de leefregel en de grondwaarden van Vincentius à Paulo blijkbaar een boeiend voorbeeld voor de uitvoering van allerlei liefdewerken. Een bijzondere man, die ook voor de Zusters van Schijndel tot op de dag van vandaag een indringende betekenis heeft. Vincentius wordt geboren op 24 april 1581 en na zijn priesterwijding in 1600 ontpopt hij zich als een ordestichter en organisator van caritatieve werken. Caritas of liefdadigheid staat bij hem zeer hoog in het vaandel. Rond 1617 sticht hij de eerste vereniging van vrouwen die zich helemaal wijden aan de zorg voor armen en zieken. Hij is o.a. de stichter van de bekende orde der Lazaristen en later ook de Dochters van Liefde. In Duitsland ontstaat door zijn toedoen een congregatie van Barmhartige Zusters. Voor hem gelden als grondhouding vijf ‘deugden’ te weten: eenvoudigheid, nederigheid, zachtheid, boetedoening en geestelijk leven. In 1729 wordt hij zalig en in 1737 heilig verklaard. | ![]() |
Door paus Leo XIII is hij verheven tot patroon van alle verenigingen van liefdadigheid en van de ziekenhuizen. Heel boeiend is dat in het begin van de 19de eeuw bijna alle congregatiestichters zijn denkbeelden overnemen. Vandaar dat men hem wel ziet als de vader van de 19de-eeuwse congregaties, de vader van het actieve religieuze leven. Ook de bekende Vincentiusverenigingen wandelen in zijn voetspoor. Een van de bekendste ordestichters in onze regio is vast en zeker monseigneur Johannes Zwijsen. Die wil, met name bij zijn zusters en fraters van Tilburg, vanuit deze vincentiaanse geest vorm geven aan het religieuze leven en via hem wordt ook pastoor Antonius van Erp geïnspireerd de Zusters van Schijndel als het ware vincentiaans te vormen. Aan de ene kant jezelf wegcijferen voor je naasten in onderwijs, ziekenverpleging en bejaardenzorg en actief in de samenleving staan, maar aan de andere kant de stilte en ingetogenheid van het klooster opzoeken waar men samen bidt en mediteert.
De kloosterregel is toonaangevend
![]() |
Maar het stevigste fundament onder de congregatie is natuurlijk de kloosterregel zelf, ook aangeduid met de term ‘Constitutie’. Aanvankelijk is er een door pastoor Van Erp eigenhandig geschreven regel in gebruik, die nog ongedateerd is en geen officiële goedkeuring heeft gekregen. Het zal in grote lijnen een kopie zijn geweest van de kloosterregel zoals die in 1838 door pastoor Zwijsen in Tilburg was ontwikkeld voor ‘zijn zusters’. In 1842 stuurt Johannes Zwijsen een gedrukt exemplaar naar collega Van Erp in Schijndel en op 2 juli van dat jaar nl. de feestdag van O.L.Vrouw Visitatie, ontvangt de stichter via de toenmalige bisschop Henricus den Dubbelden de kerkelijke goedkeuring, met tevens de machtiging dat hij nog wijzigingen kan aanbrengen. Op 24 juni 1845 wordt de goedkeuring van de eerste gewijzigde Constituties verleend. Op de feestdag van de H. Vincentius à Paulo wordt de kloosterregel door de stichter zelf op plechtige wijze uitgereikt aan zuster Sérafine van Heretum, na zuster Mieke de Bref, de tweede Algemene Overste van de congregatie. |
Juist op die dag heeft zij, samen met enige andere zusters, de vier eeuwige geloften van armoede, zuiverheid, gehoorzaamheid en de beoefening der liefdewerken afgelegd. Bij die uitreiking zijn naar alle waarschijnlijkheid nog aanwezig geweest de zusters Rosalia de Leijer, Theresia van Rooij, Emmanuel de Gier, Klara van Lith, Scholastica van der Kant, Aloysa van Buel en Josepha Spierings. Van deze regeluitreiking is een prachtig schilderij gemaakt, dat nog steeds te bewonderen is in het moederhuis bij de trap op de begane grond.