Uit het kloosterarchief van onze zusters [5]

Reactie op het vorig artikel
Soms weet je niet wat mensen kan bewegen om na het lezen van informatie ook zelf op onderzoek uit te gaan. Toen in het vorige artikel een zekere Marinus Gerits naar voren is geschoven als tegenstemmer van het te bouwen Schijndelse gasthuis van 1843/44 en er uiteindelijk als eerste patiënt met zijn gezin werd opgenomen, is Pauline Heessels van Maaren van de historische werkgroep van de heemkundekring achter de computer gedoken. Ze is 'achter die man aangegaan' in de goede betekenis van het woord! Op het Brabants Historisch Informatie Centrum, voorheen rijksarchief, kun je nl. van zowat alle Brabanders de nodige basisinformatie verkrijgen als je er wat moeite voor wilt doen. Zo zijn we van deze Mar[t]inus of Marten Gerits, soms ook Geerts, te weten gekomen dat hij in 1790 is geboren op 28 november uit het huwelijk van Adriaan Willems Gerits en Engelina van den Brandt. Als hij in 1824 trouwt met een zekere Maria Gerits blijkt zijn moeder op dat moment Emmerens van Kilsdonk te zijn. Als hij in 1858 overlijdt noemt men hem weduwnaar van Pieternel van Oorschot en echtgenoot van Maria Gerits. Hij woont onder het Lutteleind in de wijk Plein en op andere plaatsen staat hij geregistreerd onder de Heikant. Uit zijn twee huwelijken zijn in ieder geval 6 kinderen bekend nl. Adriaan [1817], Gijsberdien [1819], Antonet [1821], Pieternel [1824] Adriana [1831] en Eimbert [1834]. Welke van die kinderen mee in het  gasthuis zijn opgenomen …… dat is nog een raadsel! Het is dan misschien allemaal geen spectaculair nieuws, maar historisch gezien hebben deze zoektochtjes altijd meerwaarde.
 

Een interessant gasthuisreglement

gasthuis.jpg
Om de discipline, de sfeer en de opvattingen over de ziekenverpleging van die dagen binnen de gasthuizen van de Zusters van Schijndel enigszins te proeven, beschikken we over een boeiend basisdocument nl. een geschreven, maar helaas ongedateerd, gasthuisreglement. Het is aangetroffen in het kloosterarchief en bestaat uit maar liefst 21 artikelen, een typisch product van die tijd. Daarin staat vrij gedetailleerd beschreven hoe de zusters er hun werk moeten doen en hoe er een sterk rooms katholiek stempel op de ziekenverpleging gedrukt moet worden. Enige artikelen om dit te illustreren zijn bv.: art.1 …."het gasthuis is bestemd voor minvermogende roomsch katholieken"; art.5 …"de zusters zullen er zich bijzonder op toeleggen om de zieken in hun geestelijke nood behulpzaam te zijn om hen liefde tot God,

godsdienst en deugd in te boezemen, hen tot de onderhouding van de godsdienstplichten aan te sporen en alzoo hunne zaligheid te bevorderen"; art.6 …."dagelijks 's morgens en 's avonds zal men aan de zieken duidelijk voorbidden of voorlezen het Onze Vader, Weesgegroet, de tien geboden Gods, de vijf geboden der H.Kerk, de zeven H. Sacramenten; art. 7…."dikwijls zal men de zieken opwekken om al hun lijden en hunne kwellingen aan God op te dragen en voor Hem de deugd van gelatenheid en overgeving af te smeeken en 's avonds zal men hen aansporen om hun geweten te onderzoeken en over de begane fouten aan God vergiffenis te vragen".   
gasth_reg.jpg


Beeld van Elisabeth van Hongarije

elisabeth.jpg Het zal de voorbijganger die in de Kloosterstraat een blik werpt op de zijgevel van het kloostercomplex, nl. het gedeelte van het in 1870 verbouwde gasthuis, niet ontgaan dat aan die gevel een beeld prijkt. Het stelt de heilige Elisabeth van Hongarije voor, de dochter van koning Andreas van Hongarije. Geboren in 1207 huwt ze op jonge leeftijd de landgraaf van Thüringen, die overigens in 1227 tijdens een van de kruistochten om het leven komt. Sinds die tijd heeft Elisabeth een nieuwe keuze gemaakt in haar leven en wordt lid van de derde orde van Sint Franciscus. In die rol heeft ze zich geheel gewijd aan de verzorging van armen en zieken. Op 17 november 1231 overlijdt ze te Warburg en wordt vrij kort daarop al heilig verklaard. Haar sterfdag is tevens haar feestdag in de heiligenkalender, die in 1969 is herzien. In Nederland is Elisabeth daarom de patrones geworden van vele zieken- en gasthuizen en van de armenzorg door vrouwen. Binnen Schijndel is een tastbare herinnering aan haar de voormalige vrouwenvereniging van de H.Elisabeth, waarvan in het parochiearchief van de Servatiusparochie nog een reglement uit 1919 is te vinden.

In de Servatiuskerk prijkt Elisabeth ook op de beeldengalerij tegen de pilaren, waar men achtereenvolgens de door de fa. Custers uit Eindhoven geleverde houten beelden ziet staan van de heiligen: Antonius van Padua [1905], geschonken door A.Bolsius, Elisabeth met de rozen [1907] Isidorus als geschenk van de Boerenbond [1907], Norbertus met de monstrans, een geschenk van de parochianen [1905], moeder Anna, een geschenk van de congregatie van de Zusters van Liefde en tenslotte Vincentius à Paulo. De beelden uit 1905 zijn geschonken ter gelegenheid van het zilveren priesterfeest van pastoor-deken Baekers. Het Brabantse dorp Casteren is zelfs bekend als bedevaartplaats van de heilige Elisabeth. Meestal wordt ze afgebeeld met in haar linkerhand een boek met drie rozen erop. De legende hierachter verhaalt ons, dat op een koude winterdag het brood dat ze onder haar arm heeft en wil uitdelen aan de armen en behoeftigen, plotseling en op miraculeuze wijze verandert in rozen. In de middeleeuwse iconografie zien we ze vaak afgebeeld met een bedelaar. Op de gevel van het Schijndelse gasthuis zijn de rozen duidelijk herkenbaar onder aan de voet van het beeld. Elisabeth wordt beschouwd als de patrones van Hongarije, naastenliefde, zieken, vervolgden, bedelaars, weduwen, wezen, kantklossers, bakkers en noodlijdenden.      
 

De tweede algemene overste

seraphine.jpg Na het overlijden van zuster Mieke de Bref  aarzelt pastoor van Erp niet al te lang, ondanks de bedrukte stemming binnen de kloostermuren, en gaat zo spoedig mogelijk over tot de keuze van een nieuwe algemene overste. Ten aanzien van de keuzekapittels uit de beginperiode van de congregatie hebben we slechts één betrouwbare bron nl. de door de stichter zelf geschreven verkiezingsdocumenten. De verslaglegging daarin is kort en krachtig. De keuze verliep en verloopt nog steeds democratisch. De zusters zelf kiezen uit hun midden, in principe voor een periode van 6 jaren, na diepgaande overweging, gemeenschappelijk gebed en rijp beraad 'de juiste vrouw op de juiste plaats', aan wie de leiding van de hele congregatie toevertrouwd wordt. Een verantwoordelijke taak waarbij de nieuwe generale overste wordt omringd door vier assistenten. In de aantekeningen van pastoor van Erp lezen we letterlijk de volgende historische passage:
"De betrekking van overste door het overlijden van zuster Maria Vincentia de Bref op den 21 april 1845 opengevallen zijnde, zijn de stemgerechtigde leden, onder voorzitterschap van mij onderteekende, daartoe door Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid Henricus den Dubbelden, bisschop van Em[m]aus, vicaris apostoliek van het bisdom van 'sBosch gedelegeerd, op den 5 mei 1845 overgegaan tot eene nieuwe verkiezing, uit welke verkiezing gebleken is, dat zuster Maria Seraphine van Heretum [ook: Heertum] door alle hare medezusters tot de vervulling van de betrekking der overste geroepen is.


De ondergetekende verklaart dan de bovengenoemde verkiezing van zuster Maria Seraphine van Heertum tot overste der congregatie van de Zusters van Liefdadigheid te Schijndel, met inachtneming van de voorschriften der constitutie of regels geschied, welke verkiezing bij deze wordt bevestigd.
A. van Erp commissaris".

Zuster Seraphine zou op 5 mei 1851 en op 5 mei 1857 worden herkozen.
Volgens het 13e artikel van de constitutie zijn als assistenten gekozen de zusters: Maria Aloysia van Buel, Maria Rosalia de Leijer, Maria Emmanuël de Gier en Maria Josepha Spierings. Door overlijden van diverse assistenten is tijdens de bestuursperioden van de 2e algemene overste zuster Seraphine [1845-1862] nogal eens een mutatie voorgevallen
 

Droefheid, onzekerheid en optimisme
De bestuursperiode van deze nieuwe energieke algemene overste kent ups en downs. Alleen al het getal van jong gestorven zusters baart haar zéér grote zorgen. Haar hele bestuurlijke tijdvak en ook de jaren daarvoor overziende, heeft zij met haar medezusters immers aan het graf gestaan van vele betrekkelijk jeugdig overleden zusters. Ter illustratie noemen we ze bij wijze van uitzondering allemaal met hun resp. geboorte- en overlijdensjaar nl. de zusters Antonia van den Berg [1814-1843], Alphonsa van Heertum [1825-1843], Vincentia de Bref [1812-1845], Theresia van Rooij [1819-1846], Rosalia de Leijer [1808-1848], Ignatia Hermans [1820-1850], Vincentia Kluijtmans [1826-1854], Alphonsa Strik [1823-1852], Coleta van de Ven [1827-1855], Bernardina Verhagen [1819-1856], Clara van Lith [1820-1856], Magdalena van Son 1813-1856], Theresia Arts [1813-1857], Xaveria van Zeeland [1832-1858], Francisca Meijer [1824-1858], Augustina Eeuwens [1814-1860], Bonifatia van der Schoot [1841-1861], Barbara Habraken [1839-1861] en Clara van de Gevel [1829-1862]. In totaal 19 medezusters, die overlijden op een gemiddelde leeftijd van 31 jaren en 7 maanden en dat afgezet tegen de gemiddelde vrouwenleeftijd anno 2006, die nu ruim boven de 80 ligt! Dit grote verlies van zoveel geroepenen tot het kloosterleven moet de gemoederen sterk hebben beïnvloed en het kan haast niet anders, dan dat het een sfeerbepalende factor geweest moet zijn voor de jonge congregatie. Droefheid en onzekerheid alom, maar men probeert de moed niet te verliezen en blijft optimistisch in een grenzeloos vertrouwen op Gods liefde en nabijheid en de kracht die Hij hen geeft om door te gaan. Maar de stichter zelf wordt er toch wat radeloos van. Min of meer overmand door hevige twijfels neemt hij contact op met zijn belangrijkste adviseur monseigneur Zwijsen. Enigszins pessimistisch t.a.v. de mogelijkheid om als zelfstandige congregatie te kunnen blijven voortbestaan vertrekt hij richting Tilburg voor een diepgaande bespreking met zijn collega.

Emmanuel_Gier.jpg Die geeft hem serieus in overweging of het inderdaad niet beter zou zijn de congregatie op te heffen en de nog levende zusters te laten intreden bij de Zusters van Liefde aan de Oude Dijk te Tilburg. Pastoor van Erp lijkt in zijn diepste binnenste de mening toegedaan dat dit misschien toch wel de meest geschikte oplossing zou zijn, hoe hij het ook betreurt zo'n gewichtige stap te moeten zetten. Eenmaal terug in Schijndel brengt hij dit voorstel in op een vergadering van het hoofdbestuur. Zuster Seraphine en drie assistenten voelen wel met de stichter mee en lijken zelfs genegen het advies van monseigneur Johannes Zwijsen ernstig te overdenken en misschien wel op te volgen.
Maar…… de assistent-zuster Emmanuël de Gier, een krachtdadige en inspirerende vrouw, staat van haar stoel op en benadert het probleem volkomen anders en vanuit een totaal andere invalshoek. Kennelijk heeft zij binnen het hoofdbestuur zoveel gezag en overtuigingskracht, dat men heel veel waarde hecht aan haar visie. Het getuigt van haar dapperheid om zó  als enigste haar pertinente mening te ventileren en niet onder stoelen of banken te steken hoe ze erover denkt.

Ze brengt op dat moment serieus onder de aandacht dat beproevingen, van welke aard dan ook, op je afkomen om ze het hoofd te bieden. Ze beweegt én de stichter zelf én haar medezusters vol vertrouwen dit zware kruis te dragen en in die beproevingen toch de hand van God te zien. Vol overtuiging en vanuit een diep innerlijk besef dat doorgaan de enig juiste weg is, heeft ze hier dus een pleidooi gehouden om niet bij de pakken te gaan neerzitten en de moed niet te laten zakken. Zij blijkt een reddende engel in optima forma en de congregatie heeft het voortbestaan en het naderende 175-jarig jubileum helemaal aan haar te danken!