Uit het kloosterarchief van onze zusters [7]
Anekdote uit het lezerspubliek
Dat deze artikelenserie goed gelezen wordt bewijzen de reacties van deze en gene. Zo ontmoette ik onlangs de 74-jarige Toon Voets, van de bekende slagerij Voets, leverancier van vlees aan o.a. het moederhuis. Die sprak me aan over die foto in het vorige artikel [6] waar door de zusters de namen van de bewoners bijgetypt waren. Hij vertelde een leuke anekdote rondom de boerderij annex café van de familie Verstraelen. De vrouw des huizes, een zekere Petronella Hack, was immers zijn grootmoeder. Uit dat gezin is in 1879 een van de dochters op 21-jarige leeftijd ingetreden bij de Zusters van Liefde nl. zuster Delphine [Wilhelmina] Verstraelen [1858-1941]; soms schreef men Van Stralen. Dat café stond bekend onder de naam ‘de Roskam’, die we overigens al kenden vanuit een testamentaire akte uit 1750. In het boek over het Schijndels landschap wordt er op pag. 165 aardig wat informatie over gegeven naar aanleiding van een stevige vechtpartij, toen een zekere Silvester van der Heijden er de scepter zwaaide. In 1804 werd deze herberg toegewezen aan Johannes Andries Verhagen en was toen gelegen naast het ‘armenhuiske’. Ik heb het vermoeden dat dit het huisje is van de fundatie van Jenneken Huijgen van Berckel, gesticht in 1709. In haar testament van dat jaar spreekt zij nl. over het stichten van ‘eene wooninge voor twee vrouwspersoonen onder tLutteleijnde omtrent het Kerckenhuijs’[= de schuurkerk aan de Heikant op het huidige kloostercomplex].
![]() |
Een broer en zus van zuster Delphine woonden destijds in het café. Het waren twee ongehuwden en in de volksmond beter bekend als ‘Catootje’ en ‘d’n blinde Janus’. Ze woonden dus pal tegenover het moederhuis en werden, eenmaal op een gevorderde leeftijd gekomen, verzorgd in het tegenover gelegen gasthuis. Over verplegingskosten werd verder niet gesproken, maar de zusters hadden bedongen, dat in ruil voor deze zorg, het pand ‘de Roskam’ uiteindelijk aan de congregatie geschonken zou worden, zodat daar ter plaatse nog eens uitbreidingsmogelijkheden gecreëerd konden worden. Toon vertelde er echter bij dat het verhaal de ronde deed in de familie, dat de broer en zus van zijn grootmoeder een vrij hoge leeftijd hadden bereikt, reden waarom de zusters naast de overname van het pand tóch nog enige kosten hadden doorberekend vanwege de verplegingsperiode, die immers erg lang was uitgevallen, aldus de mondelinge overlevering! De andere broers en zussen hebben toen ieder hun eigen financiële bijdrage geleverd. |
Bestuursperiode [1845-1862] zuster Seraphine
![]() |
Ook al is er betrekkelijk weinig informatie bekend over de 2e algemene overste van de congregatie en al haar activiteiten, noch in het memoriaalboek noch in de congregatiemap over alle generale oversten, toch kunnen we enige opvallende gebeurtenissen melden. Een congregatie in opbouw bracht meer dan voldoende werkzaamheden met zich mee. Samen met de stichter heeft zr. Seraphine hard gewerkt aan het consolideren van de fundamenten onder de congregatie nl. de voortdurende zorg voor een optimaal geestelijk leven van de jonge zusters, de nauwkeurige naleving van de uitgereikte H. Regel, het verkrijgen vanuit Rome van allerlei privileges zoals de nodige aflaten, het mogen hebben van een eigen huiskapel, aanbidding van het Allerheiligste Sacrament, het bekende veertigurengebed in de vastentijd, aansluiting bij de broederschap van het H. Hart van Jezus, een ruime aandacht voor allerhande devotionele praktijken, het gezamenlijk vieren van het Lof, het aantrekken en begeleiden van hun studie van jonge meisjes die zich tot het kloosterleven geroepen zouden voelen, de mogelijkheden onderzoeken van het stichten van een eigen opleiding. Maar plotseling slaat de jonge kloostergemeenschap wederom de schrik om het hart. Zuster Seraphine wordt in 1854 zwaar ziek. |
Meer dan ’n jaar wordt ze geplaagd door dagelijkse koortsaanvallen, soms meerdere keren per dag, gepaard gaande met overmatige transpiratie. Evenals bij zuster Emmanuël de Gier wordt natuurlijk meteen geneeskundige hulp ingeroepen, maar de huisarts kon geen verandering en verbetering in de toestand brengen. De zusters vreesden het ergste. Gezien hun positieve ervaring met het houden van een of meerdere novenen, namen ze ook nu weer hun toevlucht tot dit beproefde middel. De zusters hoopten vurig door de voorspraak van Maria Onbevlekte Ontvangenis de volledige genezing te kunnen afsmeken. En warempel……hun gebeden, hoe raar het misschien mag klinken, werden verhoord. |
Op de laatste dag van de laatste noveen, te weten 3 november 1855, hielden de koortsaanvallen plotseling op en begonnen bij de algemene overste zich de krachten weer te herstellen, zodat zij haar bestuurstaak kon hervatten. Dit alles werd schriftelijk bevestigd door zowel de stichter als de andere leden van het hoofdbestuur.
Toch heeft het er alle schijn van dat zij gedurende haar ziekte nog wel bepaalde activiteiten heeft uitgevoerd. Zo lezen we in het memoriaal van de congregatie, dat ze op 11 april 1855 een akte heeft laten passeren bij notaris Kornelis van Beverwijk. Ze was er zelf bij aanwezig om de uit 1841 stammende ‘Associatie van Mieke de Bref en Compagnie’ in een nieuwe rechtspersoonlijkheid te laten omzetten nl. die van het ‘Burgerlijk Zedelijk Lichaam Vereeniging van Vrouwen ter verpleging van zieken en het geven van onderwijs’. Naast haar zijn er 19 zusters bij aanwezig waarvan 18 ‘zonder beroep’ en 1 als schoolhouderes nl. zuster Adriana van Buel. Overigens merkwaardig dat de Schijndelse Helena van der Kant, die als zuster Scholastica al in 1842 was ingetreden en in 1845 haar diploma ‘schoolhouderesse’ had behaald, niet in die functie in deze notariële akte is opgenomen!
Moederhuis en dochterstichting
Op aandrang van de eerwaarde heer Frans van Erp, pastoor te Geldrop en broer van de stichter, is zelfs in 1856 onder zr. Seraphine de eerste stichting buiten Schijndel gerealiseerd. Met het openen van dit succursaalhuis of dochterstichting kon men de vestiging te Schijndel, waar immers de basis werd gelegd, vanaf dat jaar terecht ‘moederhuis’ gaan noemen
Een eenvoudige statistiek laat zien dat er gedurende de bestuursperiode van de 2e algemene overste in het moederhuis 38 zusters zijn ingetreden, gemiddeld 2-5 roepingen per jaar en vrij regelmatig gespreid over de jaren 1846-1862, terwijl er overigens ook jaren bij waren dat zich helaas niemand aanmeldde. Onderstaande tabel laat echter zien, dat het aantreden van dit getal nieuwe kloosterzusters tegelijkertijd uiterst relatief is. De noden binnen de Schijndelse samenleving waren dusdanig, dat het vele werk in het moederhuis zelf, het Schijndelse onderwijs aan de zo geheten ‘binnenschool’, de kwaliteitszorg voor de ouden van dagen in het in 1844 gestichte gasthuis en mogelijk nog andere stille liefdewerken, heel veel ‘vrouwkracht’ vereisten. De congregatie hoopte deze 38 zusters natuurlijk tot in lengte van dagen overal te kunnen inzetten. Het gegeven overzicht maakt pijnlijk zichtbaar dat de vreugde om het toetreden van deze groep enthousiaste jonge zusters al snel getemperd werd. Uitgedrukt in aantallen kloosterjaren dat ze de congregatie hebben mogen dienen, blijken er slechts zeer weinigen gezegend te zijn geweest met een optimale gezondheid. Terwijl op de dag van vandaag de gouden en diamanten kloosterjubilea zowat schering en inslag zijn, was het toen wel even anders.
Kloosterjaren | Zusters | Kloosterjaren | Zusters |
1-5 | 8 | 36-40 | 3 |
6-10 | 2 | 41-45 | 5 |
11-15 | 7 | 46-50 | 1 |
16-20 | 2 | 51-55 | 2 |
21-25 | 3 | 56-60 | 3 |
26-30 | - | 61-65 | 1 |
31-35 | - |
Concreet betekent het dat ruim de helft van de 38 ingetreden zusters het zilveren kloosterjubileum niet gehaald heeft en slechts 6 van hen hebben hun gouden of diamanten jubileum mogen vieren..
Begin van de Schijndelse normaalschool
![]() |
Een al heel lang gekoesterde wens van pastoor van Erp was om vrij spoedig een eigen opleiding te kunnen stichten met een dubbele doelstelling nl. het opleiden van meisjes voor het onderwijs, in de hoop dat ze bovendien zouden toetreden tot de congregatie. Samen met zuster Seraphine en het voltallige hoofdbestuur heeft Antonius van Erp die vurige droomwens zien uitkomen. Reeds in 1858 slagen ze er in een normaalschool te stichten binnen hun kloostermuren, de latere kweekschool en nog later Pedagogische Academie. Wanneer de term ‘normaalschool’ precies is ingeburgerd blijft gissen. Opvallend in de jonge geschiedenis van de congregatie zijn de parallellen die te trekken zijn met de ontwikkelingen bij de zusters aan de Oude Dijk in Tilburg. Op zich weer niet zo vreemd, want de heren Zwijsen en Van Erp konden het buitengewoon goed met elkaar vinden, overlegden veel en binnen de wettelijke mogelijkheden zochten ze beiden hun koers, elkaar inspirerend en motiverend. Zo was men in Tilburg in 1852 met een soort voorloper van de kweekschool voor meisjes met kloosterlijke neigingen begonnen, met een helder verstand en die bereid waren om na het behalen van het diploma zich bij de congregatie aan te sluiten. Men sprak daar niet van een normaalschool, maar het werd met een geleerd woord ‘educandaat’ genoemd, waar het woord ‘educatie’ in verborgen zit, te vertalen als ‘opvoeding’. |
De Tilburgse generale overste van toen formuleerde het als volgt: “In het educandaat worden meisjes van fatsoenlijke familiën tusschen de 12 en 16 jaren, tegen een matig kostgeld van f 120,- opgenomen. Deze kinderen, welke eenvormig gekleed zijn, worden door bekwame zusters in alle vakken grondig onderwezen, welke er noodig zijn om haar tot geschikte schoolzusters voor te bereiden. Het ligt geenszins in de bedoeling dezer inrigting, om die jeugdige kinderen op eene of andere manier te verpligten, zich later aan een geestelijk leven toe te wijden. Er wordt ongetwijfeld zorg gedragen, dat er aan de vorming van het hart der kinderen en aan de godsdienstige leiding niets ontbreekt. Wanneer de tijd der opleiding, die minstens vier jaar zal duren, verstreken is, worden zij in de keus van eenen staat volkomen vrij gelaten. Ook krijgen ze elk jaar een maand vacantie”. Vermoedelijk is het Schijndelse model hierop min of meer gebaseerd geweest. We vinden er in de archieven jammer genoeg bitter weinig van terug.