Uit het kloosterarchief van onze zusters: [9]
De tentoonstelling en de website
De viering van het 170-jarig bestaan van de zusters is bepaald niet ongemerkt voorbijgegaan. Velen hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om de prachtige overzichtstentoonstelling te bezoeken op de aangegeven bezoektijden. De reacties waren lovend hetgeen de drie zusters van het archief heel goed heeft gedaan. Een dergelijke uitgebreide tentoonstelling uitdenken en uitwerken ‘doe je niet even’. Ze hebben eer van hun werk gehad. Met dank aan de zusters Arnoldina Strik, Annita van Laarhoven en Emilie Zwaans! Verrassend, fraai van opzet, informatief en inspirerend is ook de website onder www.zustersvanliefde.nl die per 1 november jl. de lucht is ingestuurd en waarvan de design, ontwikkeling en redactie berust bij de zusters Agnes Vos en Louisa Geven, samen met de heer Adrie van Grinsven en de dames Bep van Geffen en Angela van Gorkum. Lettend op de tellerstand die gestaag blijft oplopen, hebben diverse geïnteresseerden ook deze digitale weg al gevonden. Een vermeldenswaard detail daaruit is dat alle artikelen van de serie ‘kloosterarchief’ die in het Schijndels Weekblad verschijnen automatisch worden opgenomen op de website onder de rubriek ‘actueel’ en als u dan klikt op ‘lees verder’ dan ziet u ze daar keurig in volgorde opgesomd en kan iedereen ze nog eens nalezen!
De laatste bestuursjaren van zuster Séraphine
Na het overlijden van pastoor van Erp op 18 mei 1861 wordt gelukkig weer vrij spoedig een nieuwe parochieherder voor de Schijndelse Servatiusparochie benoemd in de persoon van pastoor Wilhelmus Ceelen, die dan tevens de rectorsfunctie voor het moederhuis bekleedt vanaf 13 juni 1861. Merkwaardig overigens dat deze pastoor nooit een straat toebedeeld heeft gekregen in wijk de Beemd! Hij was Brabander van geboorte en afkomstig uit Aarle Rixtel, waar hij op 14 september 1811 ter wereld kwam. Alvorens pastoor te Schijndel te worden had hij reeds verschillende standplaatsen gekend en functies bekleed zoals in 1839 een kapelaansfunctie in Wijk bij Maastricht, in 1845 kapelaan te Veghel, waarop in 1858 zijn pastoorsbenoeming volgde te Waalre. Gezien de enorme staat van dienst en de indringende invloed die Antonius van Erp heeft gehad op de Schijndelse samenleving van toen, zal de nieuwe pastoor het als opvolger van zo’n gerenommeerde voorganger aanvankelijk niet gemakkelijk gehad hebben. Ook binnen het moederhuis zal menige zuster met enige weemoed hebben teruggedacht aan de ‘periode Van Erp’ en was het voor de zusters afwachten hoe hun nieuw benoemde leidsman het zou gaan aanpakken. Bovendien…..en dat is voor pastoor Ceelen een minder gelukkige start geweest ….staat de congregatie wederom voor een zware beproeving. Bij de zittende algemene overste zuster Séraphine van Heretum constateert men dat ze langzaam maar zeker en steeds duidelijker dementerende is en in behoorlijk erge mate. Van een energiek bestuursbeleid kan op dat moment geen sprake meer geweest zijn. Het is zelfs twijfelachtig of ze überhaupt in staat is geweest die zware bestuurslast nog langer te dragen. In de kronieken wordt zelfs gesproken van een ‘volslagen krankzinnigheid’, een typisch 19e-eeuwse term die we heden ten dage niet meer zo gemakkelijk zouden gebruiken. Op 14 juli 1862 dient ze haar ontslag in als algemene overste, een functie die ze 17 jaar heeft uitgeoefend, in waardigheid en met de grootste ijver, zegt de kroniekschrijfster. Uiteraard wordt haar ontslag verleend. Men prijst haar in die dagen om haar wijs beleid en een zegenrijke bestuursperiode voor de congregatie en ze wordt beschreven als een zéér diep gelovige en voorbeeldige religieuze. Monseigneur Zwijsen uit Tilburg, aan wie de ontslagaanvrage is toegestuurd, neemt op dat moment in de ogen van de zusters misschien wel een onverwacht besluit, door te stellen, dat het beter is nog geen nieuwe algemene overste te kiezen, maar een interim-periode in te gaan met aan het hoofd het zittende hoofdbestuurslid zr. Emmanuël de Gier. Die hebben we al in een ee
rder stadium leren kennen als een vrouw met gezag, iemand met feeling voor krachtdadig besturen. Pas in 1864 zou een nieuw keuzekapittel gehouden worden. Op 29 juni 1873 is zr. Séraphine [geb. 7.11.1812] overleden en heeft in de periode 1862-1873 geen enkele functie meer bekleed binnen de congregatie. Na wat nader archiefonderzoek in het Brabants Historisch Informatie Centrum is vast komen te staan, dat zij een dochter is geweest van de Schijndelse Rodier van Heertum/Heretum [1773-1850], die op 4 maart 1810 is gehuwd met een zekere Adriaantje van de Ven [1778-1814]. Als heel klein meisje heeft zr. Séraphine dus haar moeder al verloren! Een interessant detail is dat bij de aangifte van de memorie van successie van wijlen Adriana van Heretum enige personen aantreden nl. Franciscus Antonius Manders voogd over zijn minderjarige zoon Henricus, Franciscus Roderius Manders particulier te Schijndel en Adrianus Philippus Manders bierbrouwer te Geertruidenberg, die de enige erfgenamen zijn van hun ‘tante zuster’. Zij verklaren op 24 november 1873 gezamenlijk, dat op 29 juni 1873 ‘in het gesticht van liefdadigheid te Schijndel, alwaar zij domicilie had, is overleden Adriana van Heretum zuster van hunne overleden moeder en dat door haar niets is nagelaten’. Bij de invoering van het kadaster in 1832 staat Rodier van Heretum geregistreerd als rentenier en is eigenaar van maar liefst drie panden vallende onder drie verschillende kwaliteitsklassen nl. in de Borne sectie A 1076 een huis en erf van de betere nl. de 5e kwaliteitsklasse, omgeving Putsteeg C 2040 een huis van de 11e klasse [een erg klein en oud pandje] en tenslotte in het gebied de Sluiperman C 2238 huis en erf van de 9e kwaliteitsklasse. Bij de aangifte van de memorie van successie van deze Rodier op 31 december 1850, wordt naast Hendrina van Heretum, de vrouw van F.A.Manders, ook vermeld Adriana van Heretum als ‘meerderjarige geestelijke zuster’.
De financiële huishouding
Van een stevig uitgebalanceerd boekhoudsysteem, een ingewikkelde economische beheersstructuur zoals we die nu kennen, is uiteraard nog geen sprake. Men houdt er voor het moederhuis natuurlijk wel een grootboek-administratie op na waarin alle inkomsten en uitgaven zo goed mogelijk worden geregistreerd. Het ‘huishoudboekje’ is in die tijd nog redelijk goed te overzien. Over dat economisch aspect vinden we in de archieven niet zo bar veel meer terug. Er zijn uit de 19e eeuw slechts een kleine serie rekeningoverzichten bewaard gebleven. Het gepresenteerde voorbeeld uit 1862 laat overduidelijk zien dat de administratie toen nog niet bijzonder gecompliceerd was, even afgezien van al het rekenwerk rond de verbouwingensactiviteiten. De primaire levensbehoeften beheersen de uitgavenposten en kostgelden, inkomsten uit verhuringen van landerijen, verschillende giften van derden, schoolgelden en effecten ziet men terug in de inkomstenparagraaf. De hoofdbestuursleden houden alles nog keurig in eigen hand en leggen jaarlijks een prima verantwoording af over hun financieel beleid als onderdeel van de bestuursverslagen. Je ziet dan ook onder elke afrekening alleen maar namen van leden van het hoofdbestuur staan..
Uitgaven 1862 | Inkomsten 1862 | |||
aan rogge en tarwe | f 502,44 | batig saldo vorige rekening | f 1639,88 | |
voor kruidenierswaren | f 654,81 | kostgelden van de vrouwen | f 757,18 | |
brandstoffen | f 136,50 | idem van de kinderen | f 207,50 | |
vleesch en hammen | f 568,53 | idem van eene novice | f 120,00 | |
voor kleederen | f 133,15 | van liefdegiften | f 138,15 | |
aan doctor en apotheker | f 237,37 | van interest en landhuren | f 605,80 | |
arbeidsloon | f 323,96 | van effecten | f 4869,79 | |
smid, kuiper enz. | f 51,15 | van eerw. hr. pastoor zal. | f 2153,00 | |
aan intrest, landhuur enz. | f 149,73 | van het onderwijs | f 258,87 | |
voeder voor paarden koeijen | f 127,20 | van twee kalveren | f 12,00 | |
kleine huisgerieven | f 30,60 | f 10742,17 | ||
van maalloon | f 22,76 | BALANS | ||
aan den timmerman | f 10,31 | ontvangsten | f 10.742,17 | |
voor aardappelen | f 16,80 | uitgaven | f 3.367,31 | |
aankoopen van twee koeijen | f 175,00 | batig saldo | f 7.374,86 | |
bier wijn en azijn | f 189,00 | M.E. de Gier | ||
aan kalk | f 18,00 | M.A. van Buel | ||
voor missen | f 20,00 | M.A. van Drunen | ||
f 3367,31 |
De administratie binnen het moederhuis was rond 1860 nog uiterst eenvoudig van opzet in vergelijking met alle boekhoudkundige zaken anno 2006 zoals die nu door economisch geschoolden op de Mariahoeve worden afgehandeld, het administratief centrum van de congregatie [bron: de notulen en kasboeken 1853-1873]
Stevige uitbreiding van het gebouwencomplex
Zuster Emmanuël de Gier manifesteert zich als een algemene overste die, samen met pastoor Ceelen, serieus op zoek gaat naar wegen die kunnen leiden tot sterke uitbreidingsmogelijkheden zowel binnen als buiten Schijndel. Naarmate de bekendheid van de congregatie buiten Schijndel groter wordt en het werk van de Schijndelse zusters naam begint te krijgen in Brabant, staan er ook steeds meer pastoors en kerkbesturen op, die een verzoek indienen bij het hoofdbestuur om zusters te kunnen krijgen voor onderwijs, ziekenverpleging of bejaardenzorg. In een van de volgende artikelen zal duidelijk worden hoe met name deze nieuwe algemene overste over de dorpsgrenzen is gaan heenkijken. Haar allereerste formidabele actie is vast en zeker geweest een forse verbetering en vergroting van het bestaande moederhuis en het aangelegen gasthuis. Uitbreiden betekent automatisch grondaankopen zien te regelen. Drie notariële stukken, gepasseerd voor notaris Kornelis van Beverwijk, illustreren dit streven. Ondanks het feit dat de zusters sinds 11 april 1855 een eigen rechtspersoon bezitten onder de titel ‘Burgerlijk zedelijk lichaam vereniging van vrouwen ter verpleging van zieken en het geven van onderwijs’, is het enigszins bevreemdend dat alle kopen en verkopen via het RK kerkbestuur lopen.
Op het kadasterkaartje van 1832 staan onder de kadastrale sectie D een hele serie perceelsnummers ingewerkt. In redelijk korte tijd wordt een groot aantal van die percelen door de RK gemeente aangekocht ten behoeve van de congregatie van de zusters. De daarop staande gebouwen worden spoedig gesloopt, zodat behoorlijk wat nieuw bouwterrein vrijkomt. Zo wordt op 31.12.1861 een huis bestaande uit drie woningen [D 121, 122 en 123] verkregen van de erfgenamen van Jan Antonie Schrijvers. Schoenmaker Antonie Voets en verver Jacobus Verhagen zijn er getuigen van. In mei 1863 volgt de verkoop van een huis en tuin bestaande in twee woningen [D 115, 116 en 117] in de Lagestraat, dat eigendom is een zekere familie Verhoeven.
Tenslotte……om nog meer bouwgrond in beheer te krijgen volgt in september 1863 de aankoop van een tuin en een ‘huisplaats’ waarvan de twee huizen al zijn gesloopt en opgeruimd [D 118, 119 en 120]. De verkopers zijn Peter Verhagen secretaris van de gemeente Schijndel en zijn zussen Josina, Lowina en Helena, die dit pand via erfopvolging hadden verkregen van hun vader Arnoldus Verhagen. Getuigen bij dit transport zijn Hendrikus Verkuijlen leerbereider en Johannes van der Linden landbouwer. Zo is vanaf 1862 de verbouwing van het moederhuis en aangelegen gasthuis ter hand genomen en wordt in 1863 een compleet nieuwe voorgevel zichtbaar waar achter enige forse ingrepen gedaan zijn om het oude interieur aan te passen aan de eisen van de tijd, temeer ook omdat het aantal kwekelingen en kloosterlingen sterk was toegenomen. Ook in de jaren daarna is nog veel bijgebouwd, wat heel goed te zien is op de situatieschets van ca. 1880. In een oud notulenboek staat het volgende lijstje met hier en daar het bijbehorende kostenplaatje:
1862 - de rechtervleugel van het moederhuis voor f 25.615,65
1865 - de school voor f 4.547,09
1868 – 13 juni fundamenten gelegd voor een nieuw gasthuis
1868 – op 25 juni 1e steenlegging voor een nieuwe kapel
1870 – het gasthuis en de kapel voor f 51.820.06
1872 – in mei de boerderij, bakkerij en washuis voor f 10.004,19 en de oude afgebroken
1873 – de ringmuur om het complex aan de westzijde voor f 1.242,40
1874 - de stalgebouwen voor f 637,26
1874 – tuinaanleg met fruitbomen en vernieuwd kerkhof
1882 – de bouw tussen de rechter- en linkervleugel van het moederhuis f 24.423,05
1882 – 1e steenlegging op 24 april voor de nieuwe kweekschool
De inpandige bijzondere school wordt pas na 1900 vervangen door een nieuw gebouw aan de overzijde van het moederhuis. Op details van al die verbouwingen komen we in een van de volgende artikelen nog terug.