Uit het kloosterarchief van onze zusters [20]

De bange septemberdagen [vervolg]
 
granaatwerken.jpgmaandag 25 september
De zieke zusters worden uiteindelijk toch naar beneden gehaald en ondergebracht in de gangen en spreekkamers. Van Giersbergen, recht tegenover het klooster, wordt in brand geschoten. Ook onze voorgevel is een en al rook en in de spreekkamers zijn al ruiten gebarsten. Gelukkig staat de wind goed, anders zou het klooster in brand geraakt zijn vanuit de prachtige hoeve van Van Giesbergen. Niemand van de zieke zusters loopt enig letsel op. Wat een bijzondere bescherming! Toch worden enige nieuwe maatregelen genomen. De gezonde en krachtige zusters brengen samen met de knechts, bij het licht der vlammen, de ledikanten naar de bloementuin en de zieken worden helemaal ingepakt de kelder in gedragen. Het is niet langer te riskeren. Het bombardement doet alles trillen….ontzettend. Enkele zusters worden, ondanks eenieders voorzichtigheid, toch nog door granaatscherven getroffen nl. de zusters Jacomine, Mathilde en Artenia. Zuster Mathilde had een week geleden haar diamanten kloosterfeest nog met ons gevierd. Een hele hulpvaardige man, de heer Klerks, raakt zwaar gewond bij het naar buiten dragen van de zieken. Voorzien van de laatste H. Sacramenten overlijdt hij ’s nachts in de kelder aan zijn verwondingen. Ook de jonge man Hoogzaad wordt door een schot getroffen. Enkele zusters, waaronder de 84-jarige zr. Seraphine Kamp, zr. Cyrilla, zr. Corsina en zr. Maria Theodora durven de kelder niet in. Ze weigeren pertinent en overnachten buiten, plat op de grond, in de grot op het kerkhof, terwijl de granaten en bommen het klooster hier en daar treffen. ’s Morgens pas komen ze met z’n vieren toch naar de kelder. Dan verschijnen plotseling twee Duitse soldaten die bij de kelderingang gaan staan gluren. Zuster Chantal trekt een van de twee aan zijn mouw en roept enigszins nerveus: “Jullie moogt hier niet in; mijnheer rector hier zijn er twee”. Ze trekken zich zonder iets te zeggen toch maar terug om andere zaken nader te onderzoeken.
 
dinsdag 26 september
verw_kerk.jpgNauwelijks hebben we ’s avonds het dankgebed na tafel beëindigd of we horen een werkelijk oorverdovend lawaai. Een ‘luchtgevecht’ roepen sommige evacués, maar hun woorden zijn nog niet koud of er vallen bommen op ons klooster. De vleugel aan de schoolkant wordt zeer zwaar getroffen. Tot aan het midden van de slaapzaal vliegt het dak er af. Alle ruiten inclusief die van de school sneuvelen stuk voor stuk. De tuin vóór het huis is één ruïne. Die ligt bezaaid met planken, scherven en dakpannen. Ook de weg voor ons klooster is volledig versperd door puin. In de spreekkamers waar de zieke zusters liggen komen glasscherven naar binnen gevlogen, maar iedereen blijft gelukkig ongedeerd. In de nacht van de 26e op de 27e horen we kanongebulder, gieren van granaten, vallen van muurresten, houtwerk kraken, glasgerinkel en het stof dringt de benauwde kelders binnen. De gewonden en zieken kermen bijna allemaal, maar niemand kan zich ook maar enigszins bewegen. Wat we in die nacht van angst en ontzetting samen hebben afgebeden is met geen pen te beschrijven. Troostende woorden, optimistische uitspraken, intens verdriet, een mengeling van gevoelens bij iedereen die in de kelders opeengepakt zitten. Eindelijk breekt de morgen aan.
 
woensdag 27 september
De Oberleutnant gebiedt ons het klooster onmiddellijk te verlaten omdat het vanaf nu voortdurend onder vuur zal blijven liggen. Het wordt echt levensgevaarlijk. Het commando ‘Vertrekken” roept bij ons direct de vraag op….ja maar, hoe en waarheen? Niet naar veiliger oorden vluchten betekent concreet dat zich een menselijk drama zou kunnen voltrekken. Dus…wijze raad is duur en iedereen maakt zich op voor een angstaanjagende tocht. Men verzamelt alle moed en zal het dierbare Barbaraklooster met zeer gemengde gevoelens achter zich laten. Dit zal bij veel zusters diepe emoties hebben opgeroepen. Enkelen besluiten vast te voet op weg te gaan richting Schijndel-dorp. Een treurige stoet volgt, met hier en daar zelfs een glimlach, want men zag elkaar ineens bij daglicht. Sommigen met het uiterlijk van een mijnwerker, zwart en vuil van het stof. Er zijn er die snel hun vluchtpak nog hebben opgehaald dat bijna 5 jaren ingepakt heeft gestaan met het allernoodzakelijkste aan kleren erin. De gang van het ‘Begijnenhofje’ ligt bezaaid met stenen, deuren en kozijnen. In de appelkelder liggen nog enige waardevolle spullen. De zusters Harlindis en Amadea lopen er rustig op af, openen de kelder en kijken recht in zeven paar onheilspellende ogen van Duitse soldaten. Die ‘moffen’ zeggen echter helemaal niets. Beide zusters pakken het bewuste koffer uit de kelder en gaan naar de straat, waar ze al goed kunnen zien hoe gehavend hun klooster er nu bij staat. Het wordt volgens de kroniekschrijfster een erbarmelijke tocht. verw_klooster.jpgGewoonweg om te huilen. Oude medezusters van ver in de 80 te voet te zien voortsukkelen onder een regen van granaatscherven is een aangrijpend tafereel. Er zijn er bij die de tocht van Wijbosch naar Schijndel volbrengen tussen ’s morgens 10 uur en ’s avonds 6 uur. Een slopende tocht! Granaten en kogels vliegen in het rond. Men duikt herhaaldelijk in bosjes, slootjes, schuurtjes, vernielde huizen in of gaat plat op de grond liggen. Als dan de granatenregen ophoudt wordt iedereen weer op de been geholpen. Zo komt de eerste groep in Schijndel aan. Helemaal achteraan in de stoet volgen de zieke op brancards die worden gedragen door de jongere zusters. Anderen komen aan in rolstoelen en zelfs in kruiwagens. Zo wordt bv. zuster Harlindis voortgeduwd. De heer Vuchts is zeer behulpzaam. Door Jan van den Broek wordt uiteindelijk een wagen van het Rode Kruis gebracht vanuit huize Lidwina. Een verpleegster, te weten zr. Cunegundis, is zo lang ze kon in het Barbaraklooster achtergebleven om de nodige medicijnen te ‘kapen’ en vooral de laatste zieken te helpen. Tegen de avond verlaat ze het klooster, maar ze zoekt heel snel onderdak in een nog overeind staand boerderijtje. Ze is van harte welkom, krijgt een avondmaaltje aangeboden en blijft er slapen op de voorstal, om de volgende morgen al heel vroeg toch weer terug te gaan naar het gedeeltelijk verwoeste Barbara. Aan de aanwezige militairen vraagt ze nog om wat linnen voor de vluchtelingen, die er nog zijn. Op de kachel staat zelfs nog een gebraden schaap, dat enige dagen eerder door een boer was geschonken aan de zusters.

Lijst van de 86 zusters die het klooster hals over kop hebben moeten verlaten op de 27e september of daags daarna pas zijn gegaan, waarbij de toevoeging ‘Maria’ is weggelaten:

Dani Servanda Daniëls, Lambertina v. Lith, Policarpa v. Heijst, Marina Maas, Isidora vd Vossenberg, Chantal Ausems, Walburga Klijn, Blanca Wessels, Damiana Brekelmans, Waltera vd Meeren, Joh. Damascena vd Stappen, Michël van Eupen, Edeltrudis Roij, Assisia de Kort, Domitilla Valkering, Luciana Donkers, Hermenegild de Vet, Jacomina vd Broek, Amadea Jongbloets, Mathilde Verhagen, Harlindis Slits, Rosalia Schellekens, Alberta Thijssen, Lamberto Lorskens, Antoine Goossens, Lutgarda Moeskops, Stephana Aarts, Christianetto Verhagen, Catharina van Loon, Joanni vd Berk, Paula van ’t Hof, Antonius Rooijmans, Dosithei den Ouden, Sigiberta vd Boogaard, Philiberta Leijssen, Arthenia Kanters, Serena Sloots, Germana Gijsberts, Petrus Nolascus de Werdt, Aldegondis vd Velden, Bernarda van Eupen, Arnoldina Verhofstadt, Dominica Arts, Faustina v. Lieshout, Anna Catharina Keeris, Hermina Melis,Adriana Kamp, Majella Görtz, Nazaria Keijzers, Paulina vd Meerakker, Lebuïna Haarman, Wendelina Tobben, Isabella Hoesen, Seraphine Kamp, Albertine v. Lith, Cyrilla Bijnen, Odilia vd Laar, Waltruda Klerks, Tharcitia Bogaerts, Thomasina vd Meeren, Gerarda Marie Renders, Bernardine Wilmink, Edeltruda v. Wichen, Dionysia Verhagen, Martha v. Heeswijk, Marie Paulina v. Wetten, Laurentio Swinkels, Bonifacio Raymakers, Joanne vd Heijden, Marie Theodora vd Laar, Sebastiana Buenen, Margeritha Groenstege, Clasina Jansen, Jacoba vd Cruijsen, Beda Pennings, Alphonsina de Jong, Cunegundis v. Mill, Thadea Compier, Justina v. Moorsel, Thephile vd Sande, Johanna Dei Moeskops, Andrea Vlaar, Otgera Westelaken, Henrico Vervoort, Cleta Hendrikx, Corsina vd Linden,

Het Barbaraklooster was dus een zeer grote communiteit in die dagen!
 
donderdag 28 september
Weer gaat een groep doodzieke zusters op weg met de aangesloten vluchtelingen. Het wordt weer zo’n barre tocht als gisteren. Wie zieken moet vervoeren heeft het erg zwaar. Overal moet weer geschuild worden, sommigen schieten zelfs de pastorie binnen. Best gevaarlijk, want ieder moment kan de toren instorten. In haar doodsangst heeft men één zieke even in de steek gelaten. Meester van den Brink heeft ze snel bij Wouters binnengebracht. Pastoor Franken durft ook al niet meer te blijven en gaat met ‘Ons Heer’ naar de Schijndelse pastorie. Rector Sliepen is tenslotte de allerlaatste die het Barbaraklooster verlaat. Onze hoogkar is bespannen met een jong paard. Aan de kar heeft men het rijtuig gekoppeld en er nog een klein karretje aan vastgebonden. Zuster Waltruda heeft de teugels in handen en vervoert op deze manier enige zware zieken in erbarmelijke kleding. Volgens de kroniek, in nachtgewaad met dekens en spreien om, bevend en schreiend. Plots staat het paard stokstijf stil, maar knecht Bert slaagt er uiteindelijk in om het met de nodige lieve woordjes, geholpen door een kort stevig tikje door Jan van Erp, weer op gang te krijgen. Tenslotte belandt men op de harde weg. verw_klooster2.jpgDiep ontroerd zegt onze schrijfster aan het ‘lieve tehuis’ een welgemeend vaarwel, dat al aan een gruwelijke verwoesting ten prooi is gevallen. Het rijtuig wordt keurig in bedwang gehouden door de huisknecht. Willem Bert van Erp, het hoofd van de boerderij, leidt het paard, maar hij ziet lijkbleek en houdt een vlag in zijn linkerhand. Door de rondvliegende granaatscherven raakt hij niet uit het lood. Zuster Amadea zit op de bok van het rijtuig. Ze vertrouwt kalm op de goede God die ons allen uiteindelijk veilig in het moederhuis brengt. Enige zusters gaan overigens door naar huize Lidwina. nl. de zusters Jacomina, Johanna Damascena, Johanna Dei, Serena, Artenia,Alphonsinia, Paula, Beda en Nazaria. Zuster Johanna Dei liep in de stoet wat achter de anderen. Er wordt ineens hevig gevuurd en ze verstopt zich pijlsnel achter bomen en duikt in een van de sloten. In die sloot liggend meent dat haar laatste uur serieus is aangebroken, drukt haar handen tegen haar gezicht en begint hardop te bidden. Ze denkt bovendien aan alle doden die her en der langs de weg liggen, Duitse soldaten, een moeder met haar kindje en diverse anderen. Vreselijk! Het staat allemaal scherp op haar netvlies. Plotseling hoort ze gefluister en wordt gewaar dat ze warempel tussen een groep vijanden in ligt, die uit alle macht aan het vuren zijn. Een van hen zegt tot haar: “Blijf maar kalm”. Ze haast zich echter om op handen en voeten toch de overkant te bereiken. Onthutst en geheel ontdaan weet ze tenslotte Lidwina te bereiken, waar ze hartelijk door haar medezusters en tot schreiens toe door haar lotgenoten ontvangen wordt. Zo lag dan het mooie grote Barbaraklooster voor ’n groot gedeelte al in puin, terwijl daar zo’n 14 dagen geleden in volle luister het gouden bestaan gevierd is. Eenzaam dwalen door de tuinen enkele paarden die geen stal meer hebben. De Duitsers genieten, brassen er op los, vernielen wat ze kunnen, slachten er varkens vlak bij de kapel en uit de rijke ciborie wordt wijn gedronken, aldus de kroniekschrijfster. Met z’n allen zijn we in Schijndel-dorp tenslotte in de schuilkelders neergestreken in afwachting van het uur der bevrijding. Op de 17e oktober zou het zwaarste bombardement het Barbaraklooster treffen en praktisch geheel verwoesten, waarbij overigens het grote H. Hartbeeld en de grot in de bloementuin ongeschonden uit de strijd gekomen zijn. Men heeft nadien de kapellopers, waarop door de Duitsers varkens geslacht zijn, teruggevonden in de boomgaard en een dode kat aangetroffen in de biechtstoel.
 
De kroniekschrijfster sluit haar notities af met de volgende mededeling de dato 29 juni 1945:
“En nu 29 juni bij het sluiten van dit geschrift klinkt jubelend de kloosterklok van St. Barbara, want op hare puinhopen herrees een lieve kluis waarin met een blij gemoed zeven zusters hare nederige intrede deden. Wij wensen ons lief tehuis voorspoed, vrede, uitbreiding, maar bovenal Gods milde zegen”.
 

wijbosch - samen de moed erin houden na 1944.jpg

De zusters die na de nodige restauraties op resp. 29 juni 1945 opnieuw hun intrek nemen in het inmiddels enigszins bewoonbaar gemaakte klooster zijn volgens een toegevoegd bijschrift v.l.n.r. de zusters Adrianette Bosch, Felicité Renders, Rosula van den Berg, Cleta Hendrikx, Aldegonda Claassen, Marie Egidia Vermeulen, Gerarda marie Renders en Alène Huijers  – enige twijfel is echter wel gerezen omdat volgens een oud register op 29e ook naar Wijbosch gegaan zouden zijn de zusters Wilhelmine Schepers, Blanca Wessels en Laurentine Lammers