Uit het kloosterarchief van onze zusters [40]

Kleine rectificatie
In het 1e artikel over het weeshuis staat dat het destijds geschonken zou zijn door de heer Willem Verkuijlen. Inmiddels is gebleken dat de bronnen wat dat betreft elkaar tegenspreken. Het blijkt nl. dat er op 3 november 1928 wel degelijk sprake is van een verkoop en niet van een schenking. In een notariële akte van notaris Baggeman lezen we dat Willem Verkuijlen het pand heeft verkocht aan de congregatie, vertegenwoordigd in de personen van de toenmalige algemene overste Anna Maria Slits [zr. Theodora] en rector Rubbens, bestaande uit een herenhuis met twee schuren en een tuin kadastraal bekend D 3912. De inboedel werd wel geschonken.


Herinneringen van het weeskind Marie Smits
Over de kinderen die in de eerste 10 jaren tussen ’30 tot ’39 in het weeshuis hebben gewoond weten we helaas nauwelijks iets. Al eerder is gemeld dat de administratieve gegevens pas betrouwbaar zijn vanaf 1940. Maar…..op de website van het Brabants Historisch Informatie Centrum in ’s-Hertogenbosch, onder de rubriek van de lokale geschiedenis van Schijndel, troffen we een brief aan die was ingestuurd door een zekere Hanny Sterks met herinneringen opgetekend door Marie Smits, die samen met nog twee zusjes juist gedurende die jaren als wees was opgenomen. Dat geschetste sfeerbeeld, hier en daar qua taalgebruik omgezet en aangepast, willen we het publiek niet onthouden, temeer daar er over de beleving door de weeshuisbewoonsters zelf in het kloosterarchief niets is terug te vinden. Die verhalen moeten dus echt van de weeskinderen zelf komen!

 

weeshuis schijndel.05 fragment voorgevel [foto Jo Santegoeds].jpg
Fragment van de fraaie voorgevel van het weeshuis met naast het naar binnen draaiende dakkapelraam met bovenlicht de beide pilasters waarop siervazen staan en de boog daarboven met een barokke versiering
 

 

Marie Smits [83 jaar] vertelt ons het volgende:
“ Wij zijn op 20 juli 1932 in het weeshuis gekomen. Ons Antje was 2 jaar en bijna 5 maanden, ons Toos was 6 jaar en ik zelf 7 jaar. Ik ben er 7 jaren gebleven en ons Antje en Toos 8 jaren. Toen ik er in 1939 uit gekomen ben was ik 14. We hadden meestal vijf zusters die met moeder overste zr. Fidelia voor de kinderen zorgden, zeer lieve zusters waren het. Zuster Constant * was de kookzuster die heel goed kookte, maar soms ook wel eten dat niet lekker was. Je moest er altijd wel iets van opeten. Van de twee andere zusters ken ik de namen niet meer, maar dat waren de werkzusters die het huis schoon hielden en de was deden. We hadden ook een tuinman, want de groenten werden allemaal zelf geteeld en ook het fruit. Je kwam er niets tekort.
Er was veel speelgoed, poppen, poppenkleertjes, fietsjes en stepjes. Als je wilde mocht je ook mee helpen stoppen en naaien van wat er uit de was kwam. Ook hadden we een hele mooie kapel. Eens in de week kwam er de priester een mis doen en andere dagen moesten we naar de gewone kerk en dat was altijd vroeg op. We hebben ook nog een aardbeving meegemaakt. We moesten toen allemaal op bed blijven zitten. We hebben het niet slecht gehad op het weeshuis. De zusters waren allemaal even hartelijk. Zuster Constant dat was een Belse zuster.
In de zomer als het fruit rijp was mochten we naar Bolsius bessen en knoezels plukken [redactie: huize Nieuwegaard vermoedelijk] en dan kregen we thee met een koekje. Dan gingen we weer ’n keer naar de witte paters Damianen in Rooi. Daar hadden ze ook veel fruit. Ook met Sint Nicolaas kregen we altijd nogal wat kadootjes van de middenstand uit Schijndel. Ook van Jansen de Wit kregen we elk jaar wel wat aan truien, mutsen, dassen en handschoenen.
De zusters kwamen nooit buiten het weeshuis. De knecht deed de boodschappen, ook als je ooit schoenen moest hebben. Ik weet nog dat er markt was en dan moest je met de knecht mee. Ik had misschien maat 37, maar ik moest maat 40 passen, want anders was je er te gauw uitgegroeid.
Ik denk niet dat er heel veel arm waren. Er waren er toen bij die altijd heel netjes gekleed waren. Je had altijd je eigen kleren aan. In de oorlogsjaren zijn de kinderen nog een paar jaar in Den Dungen geweest, maar ik weet niet hoe lang”.

weeshuis.18.jpg
Een groep van de weeskinderen aan de achterzijde van het weeshuis waarvan verder de namen [nog] niet bekend zijn.

 

Tot zover het relaas van Marie Smits. Haar opmerking betreffende zuster Constant berust vermoedelijk op een misverstand. Er komt nl. in de lijst van zusters die op het weeshuis gewoond en gewerkt hebben geen zr. Constant voor…..zelfs op alle congregatielijsten niet! We vermoeden dat ze zuster Alène Huijers bedoelt, die van geboorte een Belgische was en gedurende twee perioden op het weeshuis woonde nl. 1930-1944 en 1947-1956 [noot van de redactie]. Misschien zijn er nu meer oud-weeskinderen die zich na het lezen van dit verhaal wat andere gebeurtenissen gaan herinneren. Laten ze zich bij mij melden!
Ook de onderstaande lijst van zusters over de periode 1935-1944 kan een concreet geheugensteuntje zijn bij het ophalen van herinneringen:
 

Naam van de zuster

Ingekomen

Vertrokken

Zr.Ma.Leontia vd Berg

23.05.1935

21.08.1937

Zr.Ma.Johanna de Chantal Versleeuwen

11.03.1936

06.07.1938

Zr.Ma.Serafine Kamp

12.03.1936

27.02.1941

Zr.Ma. Longina Kouwenberg

21.08.1937

12.02.1941

Zr.Ma. Beda Pennings

06.05.1938

12.02.1941

Zr.Ma. Jacobina Minten

05.02.1941

05.02.1943 [uitgetreden]

Zr.Ma. Ansfrida van ’t Hof

12.02.1941

07.02.1942

Zr.Ma. Johanna Chrysostoma Sanders

13.02.1941

21.11.1944

Zr.Ma. Frederica Mekenkamp [overste]

24.04.1941

31.10.1944

Zr.Ma. Himilina Houtappels

18.03.1942

15.02.1943

Zr.Ma. Henricio van den Boomen

26.08.1942

07.11.1944

Zr.Ma. Liberta de Wit

15.02.1943

08.09.1943

Zr.Ma. Edmunda van Ham

10.08.1943

13.11.1944

Zr.Ma. Odulphine van der Sande

08.09.1943

15.10.1943

Zr.Ma. Huberdina van Ophuizen

18.09.1943

07.11.1944


 

De aardbeving van 1932
Als één gebeurtenis blijkbaar aardig wat impact heeft gehad dan is dat de door Marie Smits aangehaalde hevige aardschok van november 1932. In de hectografen van de algemene overste van 23 november wordt er meer dan eens aandacht aan besteed. Ze haalt de kroniekschrijfster van het moederhuis aan en, overtuigd van Gods hulp in deze, houdt ze de zusters het volgende voor: “We hebben hier werkelijk eenen nacht van groote zorgen gehad. Alle zusters en alle kinderen waren het grootste gedeelte van de nacht opgebleven en hielden zich in angst en spanning in de benedenvertrekken gereed om, als het nodig was, onmiddellijk het gebouw te kunnen verlaten. Wat is er veel gebeden dien nacht en we zijn God dankbaar dat we gespaard bleven van ongelukken, die we in dien akeligen nacht zoo angstig verwacht hadden. Wat is Gods Almacht, die we voor een oogenblik zoo ongewoon ondervonden, toch groot. Maar denken we er altijd met vertrouwen aan, dat ook zijn beschermende Vaderliefde en goedheid zoo onbegrijpelijk groot is. Ook dezen nacht hebben we weer eenige aardschokken gevoeld, waardoor allen weer op de been waren gebracht”. Zuster Maria Theresia schrijft enige dagen later: “We zijn hier ook weer bekomen van de spannende zorgen in den tijd van de aardschokken. ’t Was voor ons een groote verlichting dat de kweekelingen van 5-9 december weg waren. Ze konden dan zelf ook weer tot rust en kalmte komen”. Het betreft hier de aardbeving op de Peelrandbreuk met het epicentrum te Uden dd. 20 november 1932 met een kracht van 5.0 op de schaal van Richter. Het is de op een na sterkste Nederlandse aardbeving van de 20e eeuw geweest. Bekend is dat er toen binnen 10 dagen in totaal 9 bevingen zijn waargenomen.

 

weeshuis schijndel.13 tegeltableau [foto Jo Santegoeds].jpg
Een van de v
 ele interieurfoto’s genomen in 1994 bij de overdracht van het huis aan de gemeente Schijndel – een van de fraaie tegeltableaus in de keuken [foto door Jo Santegoeds – coll. familie van Schaaijk]

Het weeshuis tijdens en na de granaatweken
Het gevolg van de invasie van de Duitsers sinds 10 mei 1940 was, dat veel familieleden de weeskinderen al meteen naar huis haalden, die pas na de capitulatie terugkeerden. Tijdens de oorlogsjaren bleef het in en om het weeshuis redelijk rustig. Die rust werd echter wreed verstoord in de periode van de granaatweken. Op 17 en 18 september waren Geallieerde landingstroepen en parachutisten geland in de omgeving van Schijndel. Omdat het weeshuis aan de Hoofdstraat als grote doorgaande weg lag, werd er ’s avonds en ’s nachts nogal eens aangebeld. Dat betekende volgens de kroniek meestal een rechtstreekse aanslag op de schrale voorraden in kelder en provisiekast, want steevast werd om eten en drinken gevraagd. Bekend is dat op een avond de keukenkachel helemaal opnieuw opgestookt moest worden, want men kreeg van een commandant de orders te zorgen voor een emmer pap met de nodige boterhammen, vooral voor gewonde soldaten. In de kronieken van het weeshuis worden drie data extra toegelicht nl. 21 september, 23 september en 23 oktober.
Op 21 september organiseerden de Amerikanen een inval n het dorp. Het werd een akelige nacht van veel rumoer en geweld en zelfs in het voortuintje van het weeshuis is toen gevochten, getuige een ter plekke achtergebleven helm en handgranaat. Na die rumoerige nacht heeft iedereen die nog in huis was voortaan beneden geslapen. In de tuin hadden de Duitsers loopgraven aangelegd waar ze met z’n vieren in konden liggen. Dat was wel erg benauwend. Op een morgen keek moeder Frederica aan de straatkant naar buiten om de situatie eens op te nemen. De zoon van overbuurman van Roessel had dat opgemerkt en ging eens informeren, waarom ze zo bezorgd keek. Het werd al snel duidelijk dat ze zich grote zorgen maakte, omdat het keldertje van het weeshuis wel heel erg klein was voor de zusters en de nog aanwezige weeskinderen.

weeshuis schijndel.08 kelder [foto Jo Santegoeds].jpg
Een opname in de kelder onder het weeshuis [foto door Jo Santegoeds – coll. familie van Schaaijk]

Van Roessel junior zei: “Zuster…. pak alles bij elkaar wat u denkt nodig te hebben, dan gaan we naar de schuilkelder van Geerkens”. Dat gulle aanbod nam zuster Frederica onmiddellijk aan en onder leiding van de hulpvaardige overbuurman is toen op 23 september het hele weeshuis overgehuisd naar de overkant. Een priester nl. de broer van buurman Vugts is meegegaan en kwam dagelijks een mis lezen. Op ’n keer heeft hij zelfs de mis bij het Sanctus moeten onderbreken vanwege het oorlogsgeweld. Na enige tijd ging moeder overste eens poolshoogte nemen en merkte al spoedig dat ook het weeshuis de nodige vernielingen hadden moeten ondergaan. De gordijnen wapperden uit de gehavende ramen en er was een groot stuk uit de voordeur geslagen. Omdat het veel te gevaarlijk was om terug te keren zijn de zusters van het weeshuis met de weeskinderen vijf weken lang in de kelder van Geerkens gebleven, te midden van vele anderen. Tot de dag waarop Schijndel kon jubelen van blijdschap, de dag van de bevrijding 23 oktober 1944.
 

weeshuis.19.jpg

Nog een groep kinderen met op de achtergrond de vijf zusters die op dat moment de zorg droegen voor het weeshuis. Noch de namen van de zusters noch die van de kinderen zijn tot op heden bekend, maar hopelijk komen er reacties op deze foto.

 


Bronnen:
Memoriaalboek van de congregatie 1836-1929
Hectografen van de Algemene Oversten vanaf 1929
Dagboeken over de periode 1931-1945
Kloosterarchief – kroniek van het weeshuis