Uit het kloosterarchief van onze zusters [50]
Sint Lidwina, een verhaal apart | |
OORLOGSJAREN OP LIDWINA | |
De eerste signalen |
|
Slachtoffers worden binnengebracht Een klein contingent Nederlandse soldaten, gelegen bij de Dungense brug, wordt overrompeld door de vijand. Ondanks hardnekkige en heldhaftige tegenstand moeten ze zich gewonnen geven. Aan beide zijden vallen doden die te Den Dungen begraven worden en gewonden, waarvan op eerste Pinksterdag de eerste wordt binnengebracht. Het is een zekere Willem Ponse, een protestantse militair uit Kortgene, die door een Duitse SS-er en een Oostenrijkse soldaat krijgsgevangen is gemaakt. De verpleegsters van Huize Lidwina wordt op het hart gedrukt de gewonde Ponse volstrekt niet te laten ontsnappen. Het herstel na de operatie aan zijn strottenhoofd, veroorzaakt door een granaatscherf, duurt zowat een maand en dan kan hij worden ontslagen. Na overleg met de burgemeester is hij toen per auto teruggekeerd naar huis. Nooit is er door enige Duitser navraag gedaan! Een militair, genaamd Trines en afkomstig uit Eindhoven, wordt ook Huize Lidwina binnengedragen, maar was er bij aankomst al zo vreselijk aan toe dat hem in de spreekkamer al de laatste sacramenten worden toegediend. Op 11 mei binnengebracht, overlijdt hij na twee dagen aan zijn verwondingen. Op 12 mei, eerste Pinksterdag, worden nog eens vier burgers en een militair naar het ziekenhuis overgebracht, die na verloop van ruim een maand verpleging ontslagen kunnen worden. Diverse malen worden van Duitse zijde inspecties uitgevoerd in het ziekenhuis, waarbij de T.B.C.- afdeling angstvallig gemeden wordt. Het vindingrijke verplegend personeel schrikt er dan ook niet voor terug op die afdeling binnengebrachte piloten te verzorgen. Leiding en ziekenhuispersoneel mag van de nieuwe machthebbers de geluidsinstallatie en aangesloten microfoons, als ‘centrale dienst’, behouden, onder strikte conditie dat niet geluisterd zal worden naar de Engelse zender! Men kan alles blijven volgen door het gehele huis en alle diensten vanuit de kapel. Wat wel gevorderd wordt, zoals al eerder vermeld, is het kleine torenklokje, dat als Angelusklokje dienst doet. |
|
|
Op een middag verschijnen er vijf mannen, gewapend met lange touwen en dunne, stevige balken om het klokje uit de toren te hijsen. Volgens de kroniekschrijfster van de congregatie zijn heel wat bewoners nog door de vestibule gewandeld om ‘afscheid te nemen’ van hun klokje, te bidden tot ‘de heilige Koenraad van Parzham om ervoor te zorgen dat het ongeschonden terug zou komen’! Op 19 december 1942 wordt het naar een ‘klokkenmagazijn’ in Tilburg getransporteerd en uitgesproken op de feestdag van de heilige Antonius 1943 wordt het weer terugbezorgd, met de beperkende maatregel, dat het louter gebruikt mag worden als alarmsignaal bij noodtoestanden. |
De rustieke omgeving van de Boschwegse kerk compleet met kruisbeeld |
|
Tussen invasie en bevrijding De meest hectische dagen zijn die van de bekende ‘granaatweken’, de periode tussen 18 september en 23 oktober 1944, tussen invasie en bevrijding in. Op die 18e september na de middag worden naar de zusters twee dodelijk getroffen slachtoffers overgebracht nl. een, volgens de kronieken, grote robuste Canadees en een schriele kleine Duitser, die even later beiden in de lijkenkapel liggen opgebaard en broederlijk naast elkaar in een dubbel lang graf ter aarde worden besteld op het Boschwegse kerkhof. Tegen de avond worden door een groep Duitsers, geassisteerd door dames en heren van de E.H.B.O., zes gewonde Amerikaanse krijgsgevangenen aan de zorgen van het Lidwinapersoneel toevertrouwd, waarvan er een beide benen had gebroken. De volgende dag volgen er nog twee. Om de gevangenen te bewaken blijven twee Duitse soldaten op het huis achter. Dan arriveren de eerste vluchtelingen uit Eerde. Een hoogzwangere moeder met vier van haar zes kinderen. De moeder brengt men meteen over naar de kraamafdeling. De Duitse ‘bewakers’ worden de andere dag naar de vliering gebracht en opgeborgen in de grote, volgens de kronieken, helaas leegstaande spekkast! Op 22 september is het moeder overste die de gehele nacht gewaakt heeft in het ziekenhuis en ‘s morgens de misviering gaat bijwonen in de parochiekerk. Na de viering staan buiten het kerkgebouw ‘twee ellendig uitziende Duitsers’, twee katholieke Oostenrijkers zou blijken, die in vier dagen niets gegeten hebben en van hun bataljon (opzettelijk?) zijn afgedwaald. De een vocht destijds nog in Stalingrad, volgens zijn zeggen. Moeder Overste neemt ze mee naar het klooster, zet ze een stevig soldatenontbijt voor in de gastenkamer, biedt ze een warm bad aan en verbindt vervolgens hun totaal stukgelopen voeten. In vier weken tijd hadden ze hun zware soldatenschoenen niet meer uit kunnen doen! Ze maken kenbaar zich aan de Amerikanen te willen overgeven. Men bereidt in een der badkamers met enkele matrassen en dekens een slaapplaats voor ze, in afwachting van de komst der Amerikanen. Rond vier uur op die 22e arriveert een Amerikaanse auto, die tegenover de schoolspeelplaats blijft staan. |
|
|
|
Luchtfoto van het Lidwinacomplex |
|
Een officier en zes soldaten, waarvan er eentje zich posteert op tien meter afstand van de brug van het ziekenhuiscomplex, een ander op de brug, de derde rechts van het bloemperk, de vierde er links van, terwijl de twee anderen de officier flankeren, die de twee Duitsers komt ophalen, die door de ondergrondse worden overhandigd. Op het teken van de Amerikaanse officier laten ze de opgeheven handen zakken en hij vordert de witte vlag waarmee ze, als teken van overgave, naar buiten zijn gekomen. De nieuwe krijgsgevangenen begrijpen de hardop voorgelezen condities. Zaterdag 23 september komen vanuit diverse windhoeken Duitsers oprukken, vanuit Boxtel, Den Bosch, Veghel en andere plaatsen, terwijl de Amerikanen zich terugtrekken in Wijbosch en Eerde. Die avond melden zich op wederom twee Duitsers met het bevel, dat binnen 10 minuten vier flinke kamers beschikbaar gesteld moeten zijn. Diverse vertrekken worden snel ontruimd o.a. de gastenkamer, spreekkamer no.2, de pensionkamer van Marinus Welvaarts. Op de deur van de keuken wordt een groot plakkaat geplakt met het opschrift: “Die Aufenthalt von der Küche ist NUR für die Ordonnanse”, met drie dikke strepen onder het woord ‘nur’. Nu was keukenzuster Herma wel tegen de heren opgewassen. Ze liet zich, volgens de kroniekschrijfster, de kaas niet van het brood eten! Men verbaasde er zich over wat die groep Duitsers in Huize Lidwina dagelijks te eten en te drinken werd aangeboden. Elke morgen arriveerde een auto om de geleegde wijn- en cognacflessen op te halen en te vervangen. Ze aten een dik belegde boterham met volvette kaas, kostelijke jam, schijven bloedworst en wat dies meer zij. Met enige jaloerse blikken wordt dit door de Lidwinabewoners gade geslagen. Enigen van de aanwezige Duitse commandanten blijken chirurg te zijn en omdat de chirurg van het Schijndelse ziekenhuis in Den Bosch woonde, hebben enkele commandanten toch, ondanks alles, hun goede diensten bewezen door granaten van gewonde burgers die in twee- en drietallen werden binnengedragen, operatief te verwijderen. Op een bepaald moment liggen niet alleen alle kamers, maar ook de lange gangen beneden en boven vol met gewonden. Het Lidwinaziekenhuis telt al heel snel een surplus van 94 patiënten. Na een van de operaties vraagt een van de Duitse chirurgen of hij het gehele ziekenhuis eens mocht zien, wat allervriendelijkst wordt toegestaan, maar terecht werd gevreesd voor de in het geheim opgevangen Amerikaanse piloten, die in het gebouw werden verpleegd. Die plaats werd door zuster Henriëtto aan de Duitsers bekend gemaakt als de kraamafdeling. Zuster Josefino en een lekenzuster doorzagen op dat moment de list en namen beiden een baby op hun arm en brachten die naar de zgn. kraamafdeling. Het is wonderbaarlijk dat de 10 aanwezige Duitse militairen deze Amerikaanse piloten nooit hebben kunnen ontdekken, dankzij de listigheid van het verplegend personeel! Naast de gevorderde vier kamers worden nog eens twee vertrekken extra opgeëist in het souterrain. Het vleeskamertje en de provisiekamer worden voor dat doel ontruimd. Het worden voor de Duitsers meer vluchtoorden tijdens artillerieduels. De bewoners van Huize Lidwina blijven hun werk zoveel mogelijk voortzetten en schuilen van tijd tot tijd in de gewelfde gedeelten van de lange gang. Wekenlang moet men er menig angstig uur beleefd hebben. Maar al vlogen de granaatscherven overal in het rond, het gebouwencomplex bleef gespaard van enorme voltreffers. Door een granaatinslag in een van de mannenzalen slaat de bewoners de schrik om het hart, maar niemand raakt gelukkig geblesseerd. Een tweede granaatinslag in de mannenzitkamers volgt tijdens het middagdutje van menigeen. Wel verbrijzelde ruiten maar geen gewonde bewoners! Een derde inslag jaagt een granaat richting tweede verdieping, maar ook hier loopt niemand enig letsel op. De kroniekschrijfster vervolgt haar oorlogsreportage als volgt: "Wat ons daar in die gang en die nachtelijke uren al niet gepasseerd is. Doden, die met verminkte lichamen ‘s avonds of ‘s nachts waren binnengebracht en door de zusters met de nodige assistentie naar onze lijkenkapel werden getransporteerd. De gewone weg door de gasthuisgang was afgesneden door de vele gewonde vrouwen en kinderen. Andere burgers die hier aan hun smartelijke wonden waren bezweken". |
|
|
|
Zo zag er vroeger het achterland uit van het Lidwinacomplex |
|
![]() |
|
Bronnen: Kloosterarchief – drie archiefdozen betreffende de stichting in de parochie Boschweg, die inmiddels volledig zijn geïnventariseerd en beschreven onder de inventarisnummers 4074-4134 Dagboeken van de congregatie – uit het bestuursarchief 1931-1967 Fotoarchief van de congregatie |